Engelse veldiep

Iepen zijn forse bomen die in Noordwest-Europa na de laatste ijstijd verschenen. Men denkt dat het voornamelijk de veldiep (Ulmus minor) betrof. In Nederlandse bossen hadden de veldiepen tot ongeveer 3000 jaar geleden en belangrijke plaats. Daarna begon een langzame, maar voortdurende neergang, vermoedelijk als gevolg van klimaatveranderingen en menselijk ingrijpen. De bomen moesten steeds meer plaats maken voor grazige weiden. Hun standplaats bleek namelijk uiterst geschikt als weidegrond.

In de 20ste eeuw dook onder iepen een schimmelziekte op met verwoestende gevolgen: de iepziekte. Uit jaarringonderzoek bleek dat de eerste besmettingen hier al in 1918 hadden plaatsgevonden in iepen in Brabantse bossen.

Zoals zijn naam al aangeeft is de Engelse veldiep (Ulmus procera) voornamelijk te vinden in het Verenigd Koninkrijk. Laat je hem ongestoord groeien dan kan hij een hoogte bereiken van zo'n 35 meter. Hier werd de soort af en toe aangeplant. Ook de Engelse veldiep bleek zeer gevoelig te zijn voor deze schimmel.
De Engelse veldiep levert roodachtig bruin hout dat sterk, stevig en zwaar is en niet snel splijt. Het wordt vooral gebruikt voor meubels en voor doodskisten. Daarnaast is het bijvoorbeeld geschikt voor bruggen, heipalen en boten. Het hout is namelijk rijk aan looizuur en dat zorgt dat het minder snel vergaat dan andere houtsoorten.

Deze iepensoort is hier dus te beschouwen als een exoot omdat zijn wortels in Engelse bodem hebben gestaan. Maar dat is niet altijd het geval geweest. Recent wetenschappelijk onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat álle Engelse Engelse veldiepen (woordgrapje, sorry) afkomstig zijn van één enkel stekje[1]. Uit moleculair en historisch onderzoek is namelijk gebleken dat de Romeinen een stekje meenamen vanuit Italië naar het Iberisch schiereiland en van daaruit naar Engeland.

Waarom deden die Romeinen al die moeite? Omdat het hout van de Engelse veldiep zeer geschikt was om druivenplanten te ondersteunen: de boom groeide snel en het hout bleek goed bestand tegen het kille en natte Engelse weer.

Omdat alle Engelse veldiepen dus clonen van elkaar zijn, bleken ze als soort ook extra gevoelig voor die iepziekte. Als er eentje ziek werd, waren immers alle andere ook niet bestand tegen de gevolgen van een besmetting. Er bleek nog geen of veel te weinig genetische variatie te zijn.

De Engelse veldiep is dus niet alleen hier een exoot, maar eigenlijk is hij het ook in zijn thuisland.

[1] Gil et al: Phylogeography: English elm is a 2,000-year-old Roman clone in Nature – 2004

No comments:

Post a Comment